U kent het wel, u heeft een werknemer in dienst voor bepaalde tijd, hij functioneert goed, maar in deze onzekere tijd durft u het niet aan hem voor onbepaalde tijd in dienst te nemen. Zijn derde contract voor bepaalde tijd loopt echter bijna af. U zou deze werknemer nog graag een half jaar behouden, maar gelet op de ketenregeling ziet u er toch van af.
Procedure
Werkgever en werknemer hebben drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd
gesloten. Aansluitend wordt een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
gesloten met daarbij een vaststellingsovereenkomst waarin is bepaald dat die
arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden een jaar later wordt beëindigd.
Op deze manier wordt eigenlijk een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd gesloten die afloopt zonder dat de werkgever toestemming van het UWV nodig
heeft of een gang naar de rechter hoeft te maken. De werknemer komt hier later
op terug en stapt naar de rechter. De werkgever houdt vast aan de constructie.
Uitspraak
Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst,
ook geldig is als deze in strijd mocht blijken met dwingend recht (de
ketenregeling), tenzij de overeenkomst tevens naar inhoud of strekking in
strijd komt met de openbare orde of de goede zeden. In deze zaak was daar geen
sprake van. De constructie bleef in stand. De vaststellingsovereenkomst was
rechtsgeldig tot stand gekomen en de arbeidsovereenkomst eindigde zoals
partijen waren overeengekomen.
Het is dus mogelijk een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan en tegelijkertijd een vaststellingsovereenkomst te tekenen waaruit blijkt dat die arbeidsovereenkomst op een bepaalde datum eindigt zonder dat toestemming van het UWV nodig is of de rechter ingeschakeld dient te worden.